En nochtans bestaat er een definitie van
Uitstelgedrag is gewoonweg het uitstellen van iets dat je lastig vindt. Voila, definitie geleverd. Het probleem hiermee is hetzelfde als het probleem bij veel definities: je beschrijft iets dat uit heel veel en heel verschillende oorzaken kan voortkomen. Door er een naam aan te geven, en in die naam te benoemen wat de persoon in kwestie “fout” doet (namelijk: uitstellen), maak je er een moreel probleem van, wat dan weer schaamte oproept. Niet helpend, want als er één verlammende emotie is, is het wel schaamte. Bovendien, door de nadruk te leggen op het uitstellen, creëer je ook een impliciete oplossing: “gewoon aanpakken”. Alleen, dat werkt contraproductief. Uitstelgedrag komt altijd, op één manier of op een andere, voort uit stress. En jezelf dwingen om het “gewoon” te doen, jaagt die stress nog eens de hoogte in. Gevolg: je valt daarna nog in een diepere put.
De juiste titel van deze blog is dus eigenlijk: hét uitstelgedrag bestaat niet. Natuurlijk stellen mensen soms wel zaken uit – en dat heeft eigenlijk altijd te maken met de stress die de taak in kwestie oproept Afhankelijk daarvan kan je verschillende soorten uitstelgedrag herkennen én kan je op zoek naar een gerichte oplossing.
Welke oorzaken herken jij?
1. Perfectionisme
Je wil de taak tot in de puntjes afwerken, en je hebt al een heel duidelijk beeld voor ogen hoe het dan zal zijn. Je hebt hier veel tijd voor nodig, meer dan je nu hebt, en in je achterhoofd ga je er misschien al van uit dat je het toch niet zo goed gaat kunnen als je zou willen. Stress!
=> Stel geen “ideale” doelen, maar “goed genoeg” doelen. Daarbij kan het helpen dat je voor ogen houdt waarom je die taak wil opnemen. Als je bijvoorbeeld je kamer wil opruimen omdat je er wil stofzuigen, dan is het misschien niet nodig dat je elke schuif reorganiseert.
=> Beperk de tijd die je jezelf geeft voor een taak. Dat kan één tijdsblok zijn, of dat kan een heel klein blokje per dag zijn. Bij dat laatste hoef je ook niet noodzakelijk een limiet te zetten op de totale tijd. Het belangrijkste is dat je start én dat je ruimte overhoudt voor andere zaken.
2. Dromen
Je hebt 101 ideeën, maar uitvoeren, dat is iets anders. Dan moet je je bezig houden met de details van de implementatie, en dat is veel minder fijn. Misschien omdat de ideeën niet heel realistisch zijn, of misschien omdat je niet graag met details bezig bent?
=> Probeer je idee heel concreet te maken door je voor te stellen hoe het er in realiteit aan toe zou gaan. Hoe zou het werken? Wie duwt op welke knop, en wat gebeurt er dan binnenin?
=> Creëer een “proof of concept” voor een cruciaal stukje van jouw idee. Zorg ervoor dat dat geïmplementeerd geraakt, en gebruik die succeservaring om vervolgens aan het volgende stukje te werken.
3. Piekeren
Je weet dat je iets moet doen, maar je weet niet hoe het gaat uitdraaien, en die onzekerheid doet je de das om. In plaats van je taak aan te pakken, draait je hoofd rond en rond met mogelijkheden en risico’s, en zolang je geen zekerheid hebt over het resultaat, doe je liever niets.
=> Het is niet omdat iets kàn gebeuren, dat het ook waarschijnlijk is. Zoek uit hoeveel kans er is op een bepaalde afloop, onder welke omstandigheden dat meestal gebeurt, en wat een mogelijke reactie is als dat gebeurt.
=> Wanneer je bedenkt hoe iets fout kan lopen, bedenk dan ook hoe het zou zijn als het goed loopt.
4. Wachten op een crisis
Je weet dat het moet, maar het moet nu nog niet, dus kan je er nog even mee wachten. Misschien wordt het dan duidelijker wat je juist moet doen. Of misschien heb je tegen dan iets nieuws geleerd waardoor je het beter kan? Of misschien vind je het gewoon een saaie taak en heb je er geen zin in.
=> Benoem zoveel mogelijk redenen om op tijd aan je taak te beginnen.
=> Stel voor jezelf een beloning in het vooruitzicht wanneer je de taak afgewerkt hebt.
5. Dwarsliggen
Je kan er niet mee om dat iemand anders je zegt wat je moet doen, en tegen wanneer je dat moet doen. Misschien vind je de taak zelf wel ok, maar het gevoel dat je autonomie afgenomen wordt, overheerst elk ander gevoel, en je gaat in de weerstand – heel luidruchtig of in alle stilte, maar in elk geval door niet te beginnen aan de taak.
=> Bedenk wat jij persoonlijk uit deze taak kan halen, op korte en/of op lange termijn.
=> Zoek een manier waarop je enerzijds wél aan de opdracht voldoet, maar dat anderzijds combineert met jouw rebels kantje. Misschien kan je op een onverwachtse locatie of tijdstip werken? Of misschien kan je een innovatieve aanpak gebruiken? Denk wel goed na over de gevolgen van je keuze, vooral wanneer je niet zeker weet of je op die manier nog wel aan de opdracht voldoet.
6. Anderen plezier doen
Nee zeggen, dat doe jij niet. Wat een ander ook vraagt, jij helpt graag. Dat je daardoor vaker bezig bent met taken voor een ander dan met je eigen werk, dat heb je misschien niet eens door. Hoe kan je ook je grenzen aangeven als je zelf niet goed weet wat die zijn?
=> Bepaal heel bewust jouw eigen prioriteiten. Dat kan op lange en/of op korte termijn: wat wil jíj vandaag gedaan krijgen, en/of waar wil jij binnen een jaar staan?
=> Besef dat élke “ja”, ook een “nee” is tegen iets anders. Wanneer iemand je vraagt om iets te doen, bedenk je wat je daarvoor moet opgeven vóór je “ja” zegt.
En wat met neurodivergentie?
De meeste vormen van neurodivergentie gaan gepaard met zwakkere executieve functies. Dat kan gaan van moeite om te starten met een taak, moeite om een taak vol te houden, automatische reacties onderdrukken, onthouden waar we mee bezig waren, … En laat nu net onze executieve functies een belangrijke rol spelen in het reguleren van onze stress en het bijsturen van ons gedrag. Hallo, alle vormen van uitstelgedrag!
Wil dat zeggen dat je dit van jezelf maar te accepteren hebt? In sommige opzichten misschien wel, in andere niet. In elk geval is het belangrijk dat je jezelf met zachtheid behandelt. Vergelijk met iemand die niet zelfstandig kan stappen: moet die zichzelf elke dag opnieuw schamen omdat die niet kan stappen? Nee, toch! Wat wél belangrijk is, is dat die op zoek gaat naar manieren om zich te verplaatsen: misschien is een rolstoel noodzakelijk voor deze persoon? En misschien is het voor jou noodzakelijk dat je alles, echt alles opschrijft? Of dat je bij elke afspraak ook de verplaatsingen alvast inschat en in je agenda noteert? Of …? Dàt is belangrijk: dat je uitzoekt welke aanpak bij jou werkt. En dat je zacht blijft voor jezelf als het toch eens misgaat. Dat is ook belangrijk. Want zoals je net gelezen hebt: stress maakt het alleen maar erger.