Taal doet ertoe.
Het liefst zou ik zeggen: zolang je respectvol spreekt over een ander, doen de woorden er niet toe. En ik geloof oprecht dat een doorgeslagen politieke correctheid niemand dient. Beter dat je hoort wat de ander echt wil zeggen, en niet wat die ander denkt dat jij wilt horen. Toch?
Maar taal doet er wel degelijk toe. Taal zegt iets over hoe jij de wereld ziet, en in dat opzicht is het belangrijk dat jij zelf kan kiezen hoe je de dingen benoemt. Alleen worden sommige woorden door de betrokkenen ervaren als scheldwoord – en dan mag jij dat nog zo respectvol bedoelen, zo zal het zeker niet overkomen.
Taal wordt echter niet enkel gevormd door je gedachten, taal vormt je gedachten ook. And therein lies the rub. Daarom is het zo belangrijk dat je bewust omgaat met woorden, en al helemaal met woorden over mensen.
Wat er achter de taal zit, doet er nog méér toe.
Woorden kunnen een heel sterke emotionele lading dragen, net omwille van de concepten die erachter zitten. Ook als het gaat om taal waarmee we een neurodivergentie beschrijven, is dat zo. Hieronder enkele argumenten die vaak gehanteerd worden.
- Mensen zijn méér dan hun diagnose, en de persoon moet altijd de diagnose vooraf gaan. Daarom geven veel professionals (psychologen, dokters, maar ook mensen die in het bedrijfsleven ijveren voor meer diversiteit) de voorkeur aan “persoon-eerst taal”, vb “een persoon met ADHD”.
- Daarentegen plaatst het Nederlands (net als het Engels) het adjectief vóór het substantief waar het betrekking op heeft. Doe je dat niet, dan leg je net meer nadruk op het verschil. Luister zelf maar eens: in welk van de volgende twee zinnen komt de haarkleur sterker naar voor? “Het blonde meisje loopt op het strand.” vs “Het meisje met de blonde haren loopt op het strand.”
- Wie neurodivergent is, beleeft de wereld anders, en ontwikkelt zich anders. Je kan de divergentie dus niet los zien van je identiteit. Daarom geven veel neurodivergente volwassen zelf de voorkeur aan identiteit-eerst taal, vb “een autistische persoon”.
- Tenslotte is er het argument dat persoon-eerst taal bijna uitsluitend gebruikt wordt bij kenmerken die als negatief gepercipieerd worden: “Ik ben hoogbegaafd, maar ik heb autisme.” Vanuit het neurodiversiteitsparadigma ontstaat daardoor een druk om identiteit-eerst taal te gebruiken, omdat elke vorm van neurodivergentie gezien wordt als een vorm van “evenwaardig anders” zijn, niet als een vorm van “minder” zijn.
- Een belangrijke reden om te kiezen voor persoon-eerst taal, is de veronderstelling dat deze inclusiever is, aangezien deze woordkeuze gehanteerd werd en wordt met de expliciete bedoeling om mensen als mensen te zien, en niet als hun diagnose. Uit onderzoek blijkt echter dat mensen die deze achtergrond niet kennen, persoon-eerst taal niet als inclusiever ervaren dan identiteit-eerst taal. Het is dus een beetje preken voor bekeerlingen.
Respect voor de persoon én voor de identiteit.
Hoe gaan wij bij Mindflow hiermee om? Wij geven zelf vaak de voorkeur aan identiteit-eerst taal, maar.
- Maar… wie daar anders over denkt, denkt niet verkeerd. De voorkeur voor persoon-eerst taal bij professionals, is gebaseerd op goede bedoelingen, en mag er absoluut zijn.
- Maar… het is één ding om identiteit-eerst taal (laat staan een substantief zoals “autist” of “ADHD’er”) te gebruiken over een groep waar je zelf toe behoort, het is iets anders om dat te doen voor een groep waar je niet toe behoort.
- Maar… als je met een persoon praat die een andere voorkeur heeft, is het een kleine moeite om daar rekening mee te houden.
- Maar… soms is het qua leesbaarheid gewoon makkelijker om een andere vorm te hanteren, en dan doen we dat ook gewoon.
Je zal bij ons dus allerlei vormen lezen en horen. Bewust. Want ook achter persoon-eerst taal zitten waardevolle concepten. En ook de concepten achter identiteit-eerst taal zijn niet voor iedereen even vanzelfsprekend.
Bronnen:
Botha e.a. 2020, De Laet e.a. 2023, Dunn 2015, Gomes 2018, Kenny e.a. 2015, Wright 1991